aangaan

aangaan
{{aangaan}}{{/term}}
I 〈onovergankelijk werkwoord〉
[gaan in de richting van] aller (vers)
[+ bij][een bezoek brengen] passer (chez)
[beginnen] commencer
[in werking treden] s'allumer
[horen] convenir
voorbeelden:
1   achter iemand, iets aangaan essayer de rattraper qn., qc.; 〈figuurlijk〉 partir à la recherche de qn., de qc.
     op huis aangaan se rendre à la maison
2   bij een vriend aangaan aller voir un ami
5   het gaat niet aan dat … il ne serait pas convenable que … 〈+ aanvoegende wijs〉
II 〈overgankelijk werkwoord〉
[beginnen met] engager
[sluiten] 〈verdrag〉 conclure〈contract〉passer〈verbintenis〉contracter
[betreffen] concerner
[ter harte gaan] toucher
voorbeelden:
1   de strijd aangaan engager le combat
2   een huwelijk aangaan contracter mariage
3   dat gaat hem niet aan cela ne le regarde pas
     wat die kwestie aangaat en ce qui concerne cette affaire
4   wat gaat mij dat aan? qu'est-ce que cela peut me faire?

Deens-Russisch woordenboek. 2015.

Игры ⚽ Поможем сделать НИР

Share the article and excerpts

Direct link
Do a right-click on the link above
and select “Copy Link”